Werktevredenheid oproepkrachten in tien jaar tijd gedaald

Oproep- en invalkrachten zijn steeds ontevredener over hun werk. Was in 2007 nog 80% tevreden met het werk, in 2017 is dat gedaald tot 73%. Daar lijkt ook reden voor: oproep- en invalkrachten bevinden zich in een ongunstige positie. Een op de tien heeft moeite om het hoofd financieel boven water te houden, en in het algemeen werken oproep- en invalkrachten onder minder gunstige omstandigheden dan werknemers met een vast dienstverband. Zo blijkt uit het rapport ‘Trends in kwaliteit van de arbeid van flexibele en vaste werknemers en multi-jobbers’ dat TNO vandaag publiceert.

Steeds meer oproep- en invalkrachten

In Nederland werken steeds meer flexwerkers, waaronder ook steeds meer mensen met een oproep- of invalcontract. In de periode 2005 tot en met 2017 is het aandeel oproep- en invalkrachten verdubbeld van 4% (292.000 werknemers) naar 8% (546.000) van de werknemers in Nederland. De oproep- en invalkrachten lijken bovendien meer moeite te hebben om rond te komen. Eén op de vijf oproep- en invalkrachten (20%) heeft meerdere banen, ten opzichte van 4% gemiddeld in Nederland. Van de oproep- en invalkrachten met meerdere banen geven 59% aan dat dit komt door financiële redenen.

Slechtere omstandigheden

Oproepkrachten zijn minder tevreden met hun werk dan vaste werknemers. Bovendien daalt de tevredenheid sterker dan onder vaste werknemers. In 2007 was nog 80% van de oproep- en invalkrachten tevreden met het werk. In 2017 was dat gedaald naar 73% (figuur 1).

De reden voor de ontevredenheid ligt mogelijk in de relatief ongunstige, verslechterende werkomstandigheden van oproep- en invalkrachten (zie ook figuur 1). Zo hebben zij steeds minder vrijheid/regelmogelijkheden om bijvoorbeeld zelf het werktempo te kunnen bepalen: in 2007 kon 45% van hen dit, in 2017 32%. Het verschil met werknemers in vaste dienst wat betreft het zelf kunnen bepalen van het werktempo is de laatste jaren bovendien alleen maar groter geworden. Tegelijkertijd geeft in 2017 32% van de oproep- en invalkrachten aan te maken te hebben met hoge taakeisen (erg hard, snel of veel werk moeten uitvoeren); in 2007 was dit nog 21%.

Voor de fysieke belasting is er een zelfde ontwikkeling in het werk van oproep- en invalkrachten. Zo is het verschil met vaste werknemers de afgelopen jaren bijvoorbeeld groter geworden als het gaat om het regelmatig herhalende bewegingen moeten maken in het werk. In 2017 moet 45% van de oproep- en invalkrachten regelmatig dit soort werk doen, terwijl dat 10 jaar eerder nog 33% was – tegenover 32% van de vaste werknemers in 2017 (en 35% in 2007).

Steeds meer in ploegendienst

Tenslotte is de omvang van de groep oproep- en invalkrachten die werkt in ploegendienst, de afgelopen 10 jaar gestegen met ruim 10 procentpunt naar 36% in 2017. Dat is een sterkere stijging dan onder de vaste werknemers (3 procentpunt naar 17% in 2017).

De onderzoeksresultaten laten voor de groep oproep- en invalkrachten dus een toename zien in de onregelmatigheid van werktijden én ongunstigere werkomstandigheden. De ontwikkelingen vormen een risico voor hun gezondheid en welbevinden en werktevredenheid, ook in de (nabije) toekomst.

Downloads